Artikelen

Joop heeft tijdens de tocht naar Rome verschillende artikelen voor de krant geschreven. Hieronder de artikelen..

Aantal artikelen: 8

Per rijwiel naar Rome

Twentse “Alledagjes”

Rome, gij van mijner jonkheid dromen het volheerlijk ideaal!” zong dr. Schaepman en daarmee bracht hij onder woorden, wat ieder Katholiek Twentenaar voelt in zijn hart. Rome is ons “ideaal”, omdat zij is de stad van Christus’ Stedehouder, de plaats, waar de H. Petrus als eerste paus en na hem honderdduizenden Christenen de marteldood stierven voor ons H. Geloof.
Gaarne zouden we allen de oproep van de H. Vader volgen en tijdens het Anno Santo de Eeuwige Stad bezoeken. Maar hoe weinigen is dit geluk beschoren! De een kan niet weg uit zijn werkkring, de ander ontbreken de middelen om de reis te bekostigen een derde is te oud om de vermoeienissen van een pelgrimtocht naar Rome te kunnen dragen.
In de afgelopen maanden hebben niettemin reeds heel wat Twentenaren de Paus gezien. Zij gingen per spoor, in een vliegmachine, of per auto. Vanmorgen bestegen twee jongelui uit Almelo hun “stalen ros” om dwars door België, Luxemburg, Frankrijk, een deel van Zwitserland en Italië naar het centrum der Christenheid te rijden. Vóór hen hebben enkele Twentenaren een Rome-tocht per fiets gemaakt. Eigenlijk is er dus geen reden om op de reis van de beide Almeloërs de aandacht te vestigen. Dat wij het hier doen, heeft echter toch wel een goede reden.
Tot dusver hebben de Twentse Rome-reizigers, behoudens een enkele uitzondering, hun licht onder de korenmaat geplaatst en verzuimd hun indrukken in ons gewestelijk dagblad onder de ogen van de minder-gelukkige thuisblijvers te brengen. Dit is jammer, ook voor het nageslacht, dat uit vergeelde nummers van de Twentsche Courant zou willen leren, welk aandeel Twentenaren hadden in de viering te Rome van het Heilig Jaar 1950.
Onze twee jeugdige “Beetwottels” nu hebben beloofd om telkens, wanneer daartoe aanleiding bestaat, een afdruk van hun indrukken naar de Twentsche Courant te sturen. Geen beschrijvingen in Baedeker-stijl van vermaarde steden, trotse bergen en bruisende stromen, maar eenvoudige krabbels, die de lezer in de geest mee zullen voeren naar de St. Pieter en vandaar terug naar het Tukkerland.

Een Rome-reis per fiets

Twee Almelose jongens naar de Heilige Stad

Twee Almelose jongens maken een reis naar Rome op de fiets. De route loopt door België (Verviers, Spa, Trois-Ponts), Luxemburg, Frankrijk (Thionville, Metz, Epinal, Besançon) door de Col de la Faucille naar Genève, in Zwitserland en door het Rhône-dal naar Brieg (Briga). Van hier ontvingen wij het volgende schrijven:


BRIGA, 27 JULI 1950

VOOR DE DREMPEL VAN ITALIË
We zitten een nieuwe dag af te wachten om de grote sprong over de Simplonpas te wagen, 2000 meter naar boven. We staan op de drempel van een der grootste poorten van Noord Italië.
Ter gelegenheid van het Anno Santo persen heel wat pelgrims uit het Noorden er zich doorheen. ’t Is aan de orde van de dag: “Waar ga je heen?” “Naar Rome”. “O, gisteren zijn er hier ook nog wat uit Holland geweest, óók naar Rome op de fiets”.

“WE GAAN NAAR ROME…”
In de Ardennen (België) fietsten we gelijk op met een groep Vlaamse “kerels”. Ergens in Frankrijk ontmoetten we twee trekkers-studenten uit Tilburg als Rome-pelgrims. In jeugdherbergen en kloosters staan de boeken vol met namen van pelgrimerende Rome-reizigers.
In ’t prachtige dorpje Plombière bij Nancy (Frankrijk) maakten we een praatje met enkele paters, die ons een adres voor onderdak gaven. Op weg daarheen zien we een blonde knaap aan de kant van de weg zitten knoeien aan z’n rijwiel. He zet z’n rennersfiets net weer overeind, als we elkaar “goedendag” wensen “Ook naar Rome?” “Nee hoor, naar Rome geweest”. En dan kwam een heel relaas, dat ik die avond enige malen in ’t Frans en Duits heb moeten na vertellen.

’N AFDALING, JO!
Deze Amsterdamse race-pelgrim was z’n maat kwijt! “Ik kom zó uit Zwitserland, kijk maar! (Hij toonde een fonkelnieuw horloge). ’n Afdaling, jo! We gingen met een vaartje van wel 60-70! Bij een splitsing van de weg hé, nou, ik de ene kant op en hij de andere. En toen hebben we elkaar niet weer gezien. Ik ga morgen naar z’n tante in Remiremonte, daar zal hij ook wel op aan houden. Nu ben ik dood op. Hier, moet je eens kijken, je komt helemaal onder de teer te zitten en je wordt zo doof, als een kwartel. Rotwegen daar”.
Hij wist nog veel meer te vertellen van wat ons te wachten stond, maar wij hadden onze route gelukkig anders uitgestippeld.

DE WIJN WAS WEER BEST
Met z’n drieën kwamen we in een soort sanatorium of ziekenhuis, we weten nog niet precies wat het is. De ontvangst was denderend, maar op z’n Frans. De wijn was er weer best en ’t brood zo hard en lang, dat je er iemand op 2 meter afstand ene fatale klap mee zou kunnen geven. ’s Morgens moet er onbehoorlijk gesopt worden in de grote kom zwarte koffie om het ontbijt door de keel te krijgen en we doen moeite om de maaltijden toch maar een Hollands aanzien te geven: we kregen zwaar een dobbelsteentje boter bij ’t brood!~We sliepen er in koninklijke bedden naast een vijftal “patiënten”(?); de ruimte van de zaal was verder in gebruik als opslagplaats van ledikanten en beddegoed. ’t Gaat er allemaal niet altijd even schoon en helder toe bij de Fransen, maar vriendelijk dat… … betrapte me er op, dat ik als Twent toch wel wat al te chauvinistisch ben geweest!

“LES VELOS HOLLANDAIS”
Onze “Hollandse fietsen” waren een bezienswaardigheid daar. Als we dachten dat we hen niet zagen, zaten de mensen overal aan te friemelen – probeerden ze op te beuren – schudden het hoofd, lachten om de bagage en vroegen zich af, of daar wel alleen een ketting in zat, in die kettingkast…. “des vélos Hollandais”.
Tot aan Besançon was ’t zo gewoon, dat we een Nederlandse auto zagen, dat we nog maar flauwtjes meededen aan de gebruikelijke begroeting. In Luxemburg kon je je zelfs in je eigen land wanen, omdat je meer “NL’s” zag, dan andere wagens. Tot aan Besançon zei ik, maar hier zagen we er dan ook haast geen meer.
In Zwitserland, met z’n dure francs, is de Nederlandse wagen blijkbaar helemaal een zeldzaamheid, bij een ontmoeting wordt hartstochtelijk gezwaaid.
In Evian, aan ’t meer van Genève, leek ook onze tocht avontuurlijk te gaan worden…. Evenals beide Amsterdammers, waren we elkaars spoor volkomen kwijt. We waren beide zo verstandig om een 15 km alleen verder te fietsen tot de grens, waar we elkaar immers nooit konden missen! We hebben echter kunnen zien hoe gemakkelijk je elkaars spoor bijster kunt worden.
Enfin, we gaan nu krachten verzamelen voor morgen.
100 km vóór, 2000m boven de boeg. Tot onder de olijfbomen.

Rome in zicht

Donderdag 3 Augustus vertrokken we met drie Italiaanse jongen (uit Milaan afkomstig) uit Grosseto, een stad die 200 km van Rome verwijderd is. We waren nog 30 km van de Eeuwige Stad en 't werd al donker, toen de Italianen alsof ze 't afgesproken hadden, afstapten, de fiets aan de kant zetten en in hun tassen begonnen te rommelen.
Er kwamen drie broeken tevoorschijn, die kennelijk vlak voor het vertrek uit Milaan gestreken waren. Er werden drie zakkammen getrokken, schoenen afgeborsteld en de met fietsolie doordrenkte hempjes werden vervangen door van die Italiaanse truitjes met zo'n streep er over.
Nadat ze zich aldus tot heer hadden verkleed, gingen ze gedrieën 't veld in en op 'n rijtje zaten ze te doen, wat je in Rome niet zo maar meer kunt doen. "Zo", zei de oudste in 't Italiaan: "diamo" (laten we gaan).
Ze sprongen op hun gekleurde karretjes en fietsen de laatste 30 kilometer in één adem, alsof de duvel hen op de hielen zat.
Angelo, die de 170 km van die dag in 17 etappes had gereden, om geregeld water te kunnen binkeren, taalde niet meer naar "aqua pompa" en Giuseppe's zadelpijn was volkomen genezen.
Toen de laatste Apeninen-kopjes lang....{helaas tot hier}

Aankomst in de Eeuwige Stad

Twee Almelose jongens op de fiets naar Rome

De tocht naar Rome zit er op! Hij heeft 19 dagen geduurd en ons heel wat zweetdruppels gekost. De rit door de Simplonpas was echter ’n ware opfrissing, van alle kanten stroomde ’t water langs, over en boven de weg, ijskoud water, vers gesmolten sneeuw. Op het hoogste punt waren we bij de boomgrens en de sneeuw lag niet ver boven ons.
Even moet je bij zo’n tocht door de Alpen toch lachen, als je denkt aan de Tutenberg en de andere Twentse “bergen”. We fietsten hier langs Alpentoppen, die ’n half uur lang met ons mee marcheerden; er scheen geen eind aan te komen.
In Stress, één lange boulevard, met reuzenhotels, bij het beroemde Lago Maggiore, dat echter potdicht zat vanwege de regen, overnachtten we in ’n Collegio. De voorzichtige directeur vroeg onze paspoorten en ’n bewijs van onze pastoor. Maar toen we dit laatste toonden, was hij ook een en al aardigheid, hij vertroetelde ons “van aolweg” en we hadden er ’n gezellige avond.

EERST COPPI EN BARTALI, DAN PAPA EN MAMA.
De volgende dag werden we door een Italiaanse wielrenner plm. 40 km. verder gebracht. Praten dat de man deed! Met handen en voeten tegelijk. “De Italiaanse kinderen praten, lang voor ze papa en mama kunnen zeggen van “Coppi”en “Bartali” enz.
Met zo’n stel Italiaanse jongens maakten we kennis in Lodi, voorbij Milaan, waar we logeerden bij ’n kapelaan. Deze ging met ons zwemmen in een zijriviertje van de Po en ’s-avonds moesten we met z’n uitgelaten scharen K.A.-jongens watermeloenen eten. Tjonge wat ging er dat Italiaans aan toe!
De volgende dag was het Zondag. De dorpskerk was goed bezet met gelovigen, maar wat die hun ogen uitkeken, toen de twee “Ollandesi” ter H. Tafel naderden. Verbeeld je, op ’n gewone Zondag en dan nog wel jonge mannen! Alleen één heel oud vrouwtje strompelde ook naar de communiebank. Na de Mis werden we door de zoon van de rijkste parochiaan, eigenaar van ’n grote rijstpellerij, uitgenodigd voor ’n ontbijt. Dik voor mekaar.
We hebben de Apenijnen beklommen. Die zijn niet mals! En dan ging het verder langs de Middellandse Zee. In Livorno huislijke “ministra” gehad van het comité Anno Santo. Zelfs aardappels gegeten. Melk kun je kopen voor 78 ct. De liter (110 lire) en met tomaten gooien ze je hier dood. Voorts veel perziken en pruimen, erg hard en flauw, maar wit brood en veel vaster dan bij ons.
Op de wegen hier is ’t ’n onbeschrijflijk lawaai. – Toeteren en knetteren maar! Wat in Twente de fiets is, is hier de Vespa, ’n mooi, handig vehikel, kruising tussen autoped en motor.
We sliepen nu eens in een seminarie, dan weer in ’n klooster, soms ook …. onder de blote hemel. ’t Is hier ’s-nachts even warm als in Nederland overdag. Van 12 tot 5 uur ’s-middags kun je vanwege de hitte niet fietsen.
Over de prachtige natuur en de mooie steden schrijven we maar niet. Waar was het einde? Ook zwijgen we maar liever over de laatste 300 km. vóór Rome, over ’n weg door een boomloze, dorre vlakte. Wat dat betekende, kunnen we ’t best uitdrukken op z’n Twents: “’t Was bokse ofzakkend weer!” … zaam weken en we ’t eerste lichtschijnsel – dat Rome was – te zien kregen werden Giuseppe en Bruno wild; kwamen uit hun zadel, beukten op de trappers en staarden in de lichtzee van de Heilige Stad – hun heilige stad!
’n Gesprek over Bartali kon er zelfs niet meer af. Ze fietsten als razenden tot ’n spoorwegovergang met z’n bomen de verhitte hoofden tijd gaf om af te koelen.

DOLLE REN DOOR ROME
Twee welwillende Italianen ontmoetten we daar, die ons op ’n Vespa (autoscooter) de resterende 7 km. door de bebouwde kom leidden. ’t Ging hard.
Drie jakkerende Italianen (in kleine versnelling), een Vespa, twee nuchtere Hollanders (grote versnelling). In die volgorde draaiden we de Via della Conciliazione in. De Vespa schoot vooruit, de Italianen bogen hun ruggen, als wilden ze ’t uurrecord van Coppi omverwerpen – en zowaar: toen wij de contouren van de St. Pieter zagen, begonnen ook onze “koele benen” warm te lopen, ook onze kop dook over ’t stuur en ’t werd een volgslagen sprint, met als finish de Vespa, die al lang bij de obelisk stond. ’n Felicitatie door de Vespa-berijders (op z’n Italiaans) – drie onthutste Italianen, die onze versnelling verwensten – vijf slurpende pelgrims aan de rechtse fontein, onder in de kom van het Sint Pietersplein.
Kwart voor 10 was ‘t. Kwart over 10 stonden we nog te kijken, alleen maar kijken. (Meer kun je hier niet; we kijken nu al drie dagen.) We voelden niet dat de avondlucht, in samenwerking met de plensen zweet, ons gevaarlijk afkoelden.

“TROPPO BUROCRATIO”
Toen moest er gehandeld worden. De Italiaanse “heren” kwamen weer tot hun normale doen terug en toen ging ‘t – presto, presto – naar het “Comitato Anno Santo”. Tot middernacht van ’t kastje naar de muur, briefje zus-bonnetje zo….
Toen we eindelijk in een voorlopig nachtverblijf kwamen (’n bufferstaanplaats voor late pelgrims – wat ’n organisatie!) en we onze moede leden strekten, zuchtten de Italianen: “Troppo burocratio” en wij stemden in: “Wat ’n bureaucratie!” Dat ondervonden we de volgende morgen nog eens, toen we naar ons driedaags gratis verblijf in een klooster van de P.P. Salesianen werden gedirigeerd.

Het kamp der verkenners

Twee Almelose jongens op de fiets naar Rome

Gebarentaal
Gisteren zijn we weer naar ’n audiëntie geweest; twee keer beleefden we het, dat de “Pastor Angelicus” ons op anderhalve meter passeerde. – De nodige uren hadden we er dan ook voor in ’n deinende mensenmassa gehangen.
Het is alsof de Paus probeert met alle aanwezigen ’n blik te wisselen, als Hij zo tussen ’t publiek doorgedragen wordt. ’n Indrukwekkende gebeurtenis!

CENTRO S. GIORGIO.
Achter de “Sint Paulus buiten de Muren” hebben de Italiaanse Verkenners ’n geweldig groot tentenkamp in elkaar getimmerd. Duizend pelgrims kunnen er logeren. Er is een grote eetzaal gebouwd en er zijn uitgebreide wasgelegenheden – ’t kan niet mooier. ’n Kapper, postkantoor en winkels maken de tentenstad compleet.
Toen wij kwamen was zeventig procent van de “bevolking”Nederlands of Vlaams! ’n Amsterdamse Verkennersgroep organiseerde een groot internationaal kampvuur, dat ’t hele kamp deed leeglopen.
We misten echter de service, die Ommen aan haar vreemdelingen biedt. We lazen in de Twentsche Courant, die ook in Rome gretig gelezen wordt, dat de Franse Verkenners er zich van Franse broden kunnen bedienen. – In geen velden of wegen kunnen we echter in Rome zo’n service vinden. Goeie Italiaanse kost schepte men op – helaas te gering voor Benelux-magen. Goed, we kregen ’n lekker stukje vlees, maar waarom hield men de gordijnen zo angstvallig gesloten? “Tegen de zon” zegt men. “Want ’t is in Rome altijd zo warm”. – “Van één tot drie zie je geen mens op straat”.
Bakerpraatjes; zwaarlijvig, als schrijver dezes wel eens genoemd wordt, kan hij ’t gauw te kwaad hebben met de warmte, maar hier, op “’t heetst” van de dag, hebben we ’t Forum bekeken en meteen nog ’t Colosseum “meegenomen”. We hebben de 100 m. in recordtijd gelopen om ’n tram te halen, zonder er erger aan toe te zijn dan na een 100 m. hardlopen in ’n sneeuwbui.
En die gordijnen? O ja, zou men ze ook zo zorgvulidig gesloten hebben, opdat die “bonken” vlees niet weg zouden waaien? – Dit was ’n Hollandse “bak” in ’t kamp S. Giorgio, waar om gelachen moest worden.
’n Best kamp, maar de aanwezige Nederlanders vonden ’t toch wel wat raar dat ’t gemengd was. ’n Gemengd pelgrimskamp…. Zoiets klikt nog steeds scheef in Nederlandse oren.

VERKEERSCHAOS
Elf kilometer ligt S. Giorgio van het Vaticaan af. Op de fiets een hele onderneming – dwars door Rome. Op elk kruispunt staat een verkeersagent te zwaaien. In z’n kraak-helder witte uniform en met z’n heftige onduidelijke gebaren, die hij accentueert met korte stoten op ’n fluitje, is hij ’n boeiende rariteit voor ons. We hebben ons voorgenomen om terug te wwaaien, ook al omdat ze zo “aardig” zijn. Stel bijvoorbeeld: U komt de “Hagengracht” van Rome uitfietsen – “dat mag niet” – ’n lachende wijsvinger wijst U terecht en ’n vriendelijk knikje van ’t bruingebrande politiefoofd (zelfs ’t hoofd van politie gaat zo te werk) zegt: “ga rustig je gang”. U fietst ’s avonds midden in Rome zonder dat ook maar ’t geringste nachtpitje uw aanwezigheid verraadt. De reactie van de politie is verbluffend. Wij hebben gezien dat hij – duidelijk – z’n boekje nog dieper in z’n zak duwde en zich afwendde van de schanddaad.
Bijgevolg nu, rijdt een ieder hoe en waar hij wil. Soms zit de boel vast als schijven in een sjoelbak bij de laatste worp. Natuurlijk men rijdt elkaar wel eens in het wiel, maar dat wordt op z’n achterbuurt opgelost door tweegevecht met de mond. De man met de sterkste longen (bij remise: sterkste vuist) wint en heeft geen schuld aan ’t ongeval. In Rome fietsen is zonder enig gevaar, tenzij men op z’n Nederlands er verkeersregels op na tracht te houden.

“KOM MEE!” OF “BLIJF DAAR!”
Waarschijnlijk in verband met de geweldige stroom van vreemdelingen is de gebarentaal in Rome sterk ontwikkeld. De beweging die wij maken met de hand als we de vingers branden betekend “dat ’t een moeilijk geval is”; met de wijsvinger loodrecht op de wang: duidt men simpel aan; “’t is lekker”. Berucht voor de Nederlanders hier is ’t gebaar “kom mee”. Bij ons betekent n.l. dezelfde handbeweging “daar blijven, asjeblief!” Wij hebben er grappige situaties mee beleefd.

BEZOEK AAN TIVOLI
Veel water dat uit fontijnen kwam, hebben we gezien in Tivoli, veertig km ten Oosten van Rome. In prachtige tuinen – op een helling van wel 45 graden – stonden mannetje aan mannetje, leeuwen en paarden, die al die tijd dat we er waren water spuwden, ’n stomme mannenkop met dronkemansogen en ’n gapende mond, die echt bukte, een schone vrouw, die ’t water uit uit een kruik liet stromen – ’t stroomt nog, kindertjes die heuse tranen huilden en varkentjes, die knorden en kikkertjes, die onbehoorlijk dronken – en dat alles tot meerdere eer en glorie van keizer Hadrianus, omdat die zoveel geld had. Vanuit de tuinen van de St. Pieter …

Met ogen stijf dicht, hard Rome uitgefietst

Twee Almelose jongens op de fiets naar Rome

Er was té veel te zien

We fietsen alweer een 300 km. En nu met de zon in de rug. De Apenijnen zijn knap lastig; ze laten je voortdurend een paar honderd meter stijgen en dalen. Maar ze laten je ook ten volle genieten van het natuurschoon: welgevormde bergformaties en mooie begroeiing met pijnbomen en cypressen, maar alles is even dor.

“ROME ZIEN”
Dus nu hebben we Rome gezien. Pelgrims weten wat dat betekent. Een beetje forum – de basilieken – hier en daar een kerk – een galerij van het Colosseum doorgedraafd – heel vaak het enorme Victor Emanuel-monument gezien, maar er nooit op durven klimmen vanwege de energieschaarste – dikwijls op het voetstuk van een pilaar van de Colonnaden gezeten. …., Rome zien”. Zich gaar laten stoven in een eivolle St. Pieter en met de Italianen in geestdrift raken bij het zien van het witte kapje van de Paus – maaltijden organiseren en schaduw zoeken – winkeltjes in en uitlopen en “troppo” prevelen – zeggen dat Rome toch zo mooi is en kankeren op “dat verkeer hier” – op staande receptie bij Mozes (van Michael Angelo) en ’t kapitool overlopen, alsof je een Caesar bent – de weg vragen en door rode stoplichten fietsen – ach dagen hard werken – maar nog geen kwart van alles zien!
’t Was niet gemakkelijk om weg te komen van al het moois in de H. Stad. Een treinreiziger heeft er maar één stap voor nodig, n.l. die van perron 8A van ’t Stazzione Termini op de treeplank van een Pullman. Of hij wil of niet, hij wordt dan Rome met geweld uitgesleept.
Wij hebben er twee dagen op zitten broeien. We hadden ook zoveel nog niet gezien! Via Appia, ’t Pantheon, ‘t Duitse kerkhof en de rest! Toen we dan eindelijk ook Dr. Schaepman’s graf hadden gevonden, hebben we ons met een ruk van al ’t schone en eerbiedwaardige afgewend en met de ogen stijfdicht, voor wat ons nog een paar dagen vast zou kunnen houden, zijn we hard Rome uitgefietst.
Dit werkstuk hebben we ’s avonds verricht. De volgende morgen één keer uit de attractieve sfeer van Rome, konden we de thuisreis aanvaarden.

Z’N EERSTE LIFT, NA 2200 KM LOPEN
Toen we 2 dagen lang Apenijnse kilometers hadden gevreten, zagen we een Tilburgse jongeman, die te voet de pelgrimage deed. Z’n haren had-ie gedrie-centimeterd met een nagelschaartje, hij was bruin als een nikker en had een baard als Methusalem, een paar blote benen stonden stevig in vetleren schoenen-zonder-veters, kortom, hij zag er uit als een pelgrim-te-voet.
O, hij is de enige Hollander niet , die te voet ging; er zijn er honderden, maar die hebben we niet allemaal ontmoet.
15 Juni vertrokken, een maand eerder dan wij, nu even ver als wij.
Waar we elkaar ontmoetten, konden we niet slapen; de pastoor daar had z’n huis vol. 7 km verder zou echter nog plaats zijn. ‘t Was een grote stap, maar de Tilburgenaar zei: “Van nu af ga ik liften, anders kom ik te laat op school”. (“De brug over de Po was op” vond hij blijkbaar een te goedkoop smoesje) Hij voegde de daad bij ’t woord en sprong bij mij achter op de fiets…. ’t Zal hem “deur ’n hadden bot” zijn gegaan! Zij nog vermeld, dat hij m’n hele druivenvoorraad, al zittende vakkundig uit mijn tas at

VALSE PELGRIMS
We hebben best geslapen, samen ook met twee Italiaanse “pelgrims”. Deze heren hebben echter onze bagage op meesterlijke wijze verlicht van het één en ander…. Er zijn véél kapers op de kust hier! De kloosters beleven er rare dingen mee.

’T PALIOFEEST IN SIENA
Wij hadden dikwijls gehoord van ’t Paliofeest te Siena”, meer dan van de H. Catharina van Siena, de patrones van Italië.
Nu stonden we dan voor een van de sierlijke poorten van deze stad: “Als ’t feest vandaag eens was!”
We zijn de stad ingefietst. Straatjes als “’t Schalderoi”, maar met torenhoge huizen en bovenaan een streepje blauwe lucht. We zagen vlaggen, schitterend! Alle kleuren! Uit de vensters en over de ballustraden van de talrijke balkonnetjes hingen rode en paarse doeken met gele franjes – een heel typisch effect gaf dat. We zagen mensen die een vla van hun stadskwartier hadden omgeslagen. …
balonnen en toeters. We moesten gaan lopen, want fietsen werd onmogelijk. De stad was stampvol mensen en toen we een doorkijkje hadden op het Stadhuisplein, dat ze “il campo” noemen, zagen we vendelgezwaai – Vandaag tóch ’t Paliofeest? – “Domani” (morgen) zei ’n man die ons een petje met “Bartali” er op wilde “aansmeren”. “Vandaag generale repetitie”.
We hebben de feesten volledig gevolgd. ’t Was nog drukker dan bij de “generale”, nog meer toeters en vlaggen. ’n Prachtig feest in een juweeltje van een stad. Optochten, vendelzwaaien, zo’n grote maar toch beheerste rijkdom tegen de achtergrond van het oude grijs van een Italiaanse stad! Een lust voor het oog. Het hoogtepunt was het paardrennen. Dit gebeurt op “il campo”. Het plein is er op gebouwd: de vorm is als die van een mossel-schelp (beter kan ik het niet vergelijken) de baan is aan de rand van de “schelp”. Het hele plein binnen de baan is tijdens de races volgepropt met mensen. Iedereen kan er de cours minstens in ’t laagste punt van de baan volgen. Buiten om de baan, tegen de hoge huizen van het stadhuis aan, staan steile tribunes. Er is bijna sprake van een viertal gesloten rijen van balcons boven elkaar.. En die puilen ook nog uit van het publiek. De bewoners maken goede zaken! We hebben gevraagd naar de prijs van de meest bescheiden plaats van het plein. 2000 lires (plm. f 15,-). Weliswaar sloeg de man af tot 1500 lires, toen we geen belangstelling toonden, maar hij vroeg dan toch maar zonder blikken of blozen 2000!
De wedstrijd was interessant. ’t Volk was al aan de kook, toe de ruiters te paard met de kleuren van de stadsdelen die ze vertegenwoordigden, de “Arena” betraden. Vér boven het kookpunt waren de paarden. Pittige volbloedjes, die even steigerden bij ’t kanonschot, ’t sein voor de start, en toen met razende snelheid voortjoegen. Het volk kéék de paarden met hun kleurige berijders naar de finish. Slechts enkele minuten duurde de race. Toen sprong jong en oud over de hekken en holde naar zijn favoriet. Een prachtig schouwspel onder een dieprode ondergaande zon, die nog maar een klein streepje van het plein bescheen.

Op audiëntie bij de Paus

Twee Almelose jongens op de fiets naar Rome

Zondagavond, 6 Augustus zijn we naar de massa-audiëntie in de St. Pieter geweest.
Van twee Twentse Broeders-Carmelieten hebben we ieder een punt van het Scapulier gepakt en zo zijn we een half uur voor de aanvang nog doorgedrongen tot op twintig meter van de zetel van de Heilige Vader.
Pas bij de laatste wacht moesten we de Scapulieren laten vieren en werden we tussen wat Ieren en Spanjaarden geplant.
Vrome liederen werden in alle talen gezongen in afwachting van de komst van de Paus. En toen Zijne Heiligheid naar binnen werd gedragen, beukte een machtig “Christus Vincit” tegen de wanden van de gigantische basiliek.
Weldra ontaardde het in een wirwar van spreekkoren: “Viva il Papa”- “wir grüssen Paps Pius” en twee rijen voor ons: “Leve de Paus!”…. waar komt U vandaan?” vroegen we de enthousiasteling. “Oet Enter” was het antwoord.

De Paus riep alle pelgrimsgroepen afzonderlijk af en met wild wuiven en schreeuwen (de Italianen gilden) wilde men zoiets zeggen als “present” – “Hier zijn we”- “Ziet U ons hier?”- “We komen ons geloof hier manifesteren”- “Leve de Paus!”.
Indrukwekkend en voornaam waren dan de gebaren, waarmee Zijne Heiligheid de groep tot bedaren bracht. Vriendelijk en vol Italiaanse gratie.
Zijn korte toespraken in vier verschillende talen konden we met geen mogelijkheid verstaan vanwege de ongunstige stand van de luidsprekers en onze plaats tussen ’n groep kakelende Spaanse nonnetjes. De audiëntie duurde niet lang. Bij de uitgang keerde Christus’ Plaatsvervanger nog een keer om en zegende de menigte met een schoon gebaar – ’n Daverend applaus en geschreeuw (Italianen!) was het “Amen” van het volk.

JONGE KERELS NAMEN DE KLEINE ITALIAANSE OPOE’S OP DE ARM
Wat achteraf stonden de oudjes zich bij anderen te beklagen: ze hadden zelfs het witte kapje van de Paus niet gezien. Ze waren er toch helemaal voor uit Turino gekomen!
Menige jongeman was tijdens de audiëntie bezweken voor de smachtende blikken van de Italiaanse kleine vrouwtjes en tilden met hun sterke arm de zwart-gesluierde oma’s boven alle hoofden uit. Tranen sprongen een Italiaanse vrouw in de ogen toen haar een spiegeltje schuins boven het hoofd werd gehouden waarin ze een glimpje van de Paus op kon vangen.

VEEL NEDERLANDERS EN VLAMINGEN
We hebben meer “Hollanders” ontmoet dan de Entenaar.
Op weg naar Rome – vooral langs de kust vanaf Pisa – stapten we geregeld af om een praatje te maken met terugkerende Nederlandse pelgrims en ook troffen we ze telkens in de nachtverblijven. In een propvolle winkel hebben we het eens getroffen dat er alleen maar Nederlands gesproken werd. “Laat je niet bedonderen”, zo spreekt er één de aanwezigen toe en “die medailles kun je hier naast veel goedkoper krijgen”!
In een museum hoef je niet lang te wachten, of er komt een Nederlands sprekende gids met een hele sleep achter zich aan.
Het Hollandse gesprek in Rome beperkt zich tot de reis (“hoe heb je het ‘m gelapt”), de Italianen hun keuken, het taalprobleem en het “Hoe ga je weer terug”.

“QUANTA?” – “TROPPO!”
Graag vertelt men elkaar de belevenissen met de kooplui-op-straat. Wordt je een rozenkrans aangeboden voor 300 Lires: zeg dan het woord “cento” (honderd) en je krijgt ‘m voor 150. Je hoeft geen Italiaans te leren om een Rome-reis te maken, maar kennis van de woorden “Quanta Costa?” (Hoeveel kost het) en “Troppo!” (veel te veel) is wel gewenst voor een vlotte en voordelige koop!
Dat pingelen gaat niet altijd even mooi – hoe zwarter de Italiaan waarmee je te doen hebt, hoe beter het lukt. Koop in vechthouding! Zet je nagels in de papieren lires, want ze trekken je het geld uit de vingers en duwen er hun koopwaar in. “Zet je schrap” is het devies.

“DIE LEUKE KLEENMANNEKES!”
De Italiaanse jeugd is beter handelbaar. Ze willen je overal wel mee helpen en verstaan ons Italiaanse gestamel wonderwel. Wel zijn ze even nieuwsgierig als hun grote landgenoten. Nog een bijzonderheid: ze gaan tegen middernacht met de groten op stok en drinken wijn!
Een Vlaamse student hoorden we een hele lofrede houden op “die schone kindjes”. “Zulke enige Kleenmannekes vindt ge in Vlaanderen niet! Zulke fameuse ogen en zulk een mooie haardos – en die kopkes, als van een schilderij van een Italiaanse grootmeester.” – “Wakkere kerelkes”.
Even later smaakten we het genoegen een uur lang door twee van die snuiters aangegaapt te worden…..

Het Huis Van Bartali!

Twee Almelose jongens op de fiets naar Rome

Wilkes: troppo lento!
CHOIR, 30 Aug.
We hadden weer eens een Italiaanse renner “aan ons wieltje”, vlak voor Florence. Hij stampte met z’n bruine beentjes niet slecht voor ’n Italiaan, ofschoon men met ’n paar blanke Hollandse poten op ‘n “hoge fiets” van dezelfde nationaliteit gemakkelijk dezelfde resultaten bereikt. Zelfs in de bergen, zelfs op ’n weg die deel uitmaakt van de zwaarste etappe van de ronde van Italië!
Hij was heerlijk aan ’t fantaseren over in beste zangers en wielrenners van de wereld, waarmee hij z’n landgenoten en zichzelf bedoelde en stak de loftrompet over Guzzi’s en Ferrari’s (wat ’n geschetter!) Hij liet ons geen tijd om ons land op ’n zelfde duizelingwekkende hoogte te plaatsen (wat zouden woorden als “tulp” en “molen” ’t in dit raam gedaan hebben – en dan ’t begrip “Lenstra!”) Hij stapte plotseling af en zei in ’t Italiaans: “En hier woont nou Bartali!”
’n Vluchtige blik op de eerbiedwaardige woning was ons genoeg. – De Hollandse waardering “kast van ’n huis” kon ’t wel hebben. – Verder geen betoveringen van onze kant, we hielden onze pet op ’t hoofd en vertraagden onze gang niet.
Maar wat deed de Italiaan, toen hij van de fiets sprong en wij hem niet meer konden zien?
Maakte hij met z’n fietsje front voor ’t heiligdom? Lichtte hij ’t tere “Band..”-voorwieltje even van de grond, of ? Wie weet, ’t was ’n Italiaan, die – als ’t op eer-betonen aankomt, niet voor ’n kleintje vervaard is. Met ’n gezicht van heb je dan geen flauw benul, waar je zojuist zo maar langs gefietst bent”? kwam hij ons weer achterop. Wat hij nu eerlijk gedaan had en wat wij hadden moeten doen, heeft hij niet verteld; hij ging een andere kant uit, na ons verzekerd te hebben, dat ’t tot in de binnenstad “piano” zou zijn.

’N WERK, WAARVAN MEN ’T BEGIN OVERSLAAT
Drie dagen zijn we in Florence gebleven. Niet om Bartali (die was trouwens naar z’n werk in België – ’n figuur slaan!) maar om andere figuren, zoals ’n Titiaan, ’n Rubens en een Van Dijck. Eindeloze galerijen vol doeken. – Wat prachtig mooi allemaal! Waar echter ’n grote groep mensen staat, hangt ’n beroemd schilderwerk. Die zijn er niet veel. Maar U kent ze wel – van reproducties, van uw prentjesverzameling in ’t kerkboek. In Florence hangen daar nu de originelen van. Ze hebben ’n nog breder lijst dan de gewone mooie en de mensen, die een museumpje pikken, menen er hun tempo voor te moeten verminderen. Er zitten dames, voor wie ’t blijkbaar rendabel is de hele dag beurtelings naar ’t vermaarde kleinood te kijken en door ’n vergrootglas op een zelfde afbeelding te turen van 5 x 5 cm, waar ze gestadig met ’n minutieus klein penseeltje over aaien. Dat is de “laatste hand, die ze “er aan leggen”. ’n Stuk of dertig hebben we er zo zien zitten schilderen. De ene vermaakte zich met ’t rose wangetje van het Kindje Jezus van Da Vinci – men kan haar in de gauwigheid drie keer rood en wit over elkaar zien smeren – de andere juffrouw amuseert zich met ’t kleed van Murillo’s Madonna. Als zich ’n koper aanbiedt, is ’t gauw klaar en wordt er begonnen met ’t leggen van de volgende laatste hand. Dit mysterie van beginnen-bij-‘t-stadium “de voltooiing nadert”, kan alleen plaats vinden in ’n Italiaans museum, tussen slaapwandelende “kunstminnaars.”
Na de genietingen van ’n stukje van al ’t Florentijnse moois, zijn wij de laatste hand gaan leggen aan de actie-“Apenijnen”: Florence – Bologna, bult op, bult af en twee passen van bij de duizend meter!

GOED VOETBAL OP SLECHTE VELDEN
’t Was Zondag toen we deze moordende tocht maakten. Even buiten ’n dorp stonden op de weg mensen naar ’n voetbalwedstrijd te kijken, onder in ’n diep dal. Nadat we ons over het wonderbaarlijke natuurlijke stadion verbaasd hadden, schrokken we bij ’t zien van ‘t “veld”. Geen sprietje gras natuurlijk, maar ook haast geen zand! ’t Was louter rotsbodem, met fijn grint hier en daar. Daar is het slechtste voetbalveld in ons land een weldaad bij.
Maar voetballen! Fantastisch! Bliksemsnel en technisch volmaakt. Dit waren zeker wel profs! Toen ik het vroeg aan ’n toeschouwer, werd er tien rijen ver gezond gelachen…. Dus amateurtjes? Ik ben toen maar niet over Wilkes begonnen.

“WILKES VOETBALT WEL AARDIG”.
Kent men onze nationaliteit – als ze ’t niet aan onze properheid (!) zien, moet ik ’t hun vertellen – dan zegt men gewoonlijk: “Aha, Wilkes”. De bedoeling is dan dat we daarop verder ingaan. Ik heb ’t in Bologna eens gedaan en later nog eens bij Milaan, “Zo lopen ze bij ons bij de bosjes rond”, heb ik ze verteld. “Troppo lento” (te langzaam) vinden ze hem. “Maar voetbalt hij goed?”- “Och, gaat wel; hij heeft nukken, soms is ie goed en soms is ie niks”, verstond ik uit ’n salvo Italiaanse woorden.”- “’t Kan gin pochen lien!” vulde ik aan. “No, no!” schudde Giovanni, alsof ie mij verstond.
We troostten ons maar met de gedachte dat alleen de Zwitserse renner Koblet en de gebroeders Nordahl uit Zweden, in de ogen der Italianen de hoogte van Italiaanse grootmeesters bereikt hebben.

“’T VRUCHTBAARSTE LAND VAN EUROPA”
Weer ’n superlatief: de Po-vlakte…. “Hier groeit alles” verzekerde ons een boer. De druiven zijn er twee keer zo dik als ergens anders en de boeren laten de wijngaarden rustig door pelgrims en zo plunderen. Dit vind ik wel ’n bewijs voor de vruchtbaarheid. Vruchtbaar, maar hopeloos vervelend: kaarsrechte wegen en lelijke dorpen. Wij hebben er even flink de sokken ingezet.

ACHTERDEURTJE
We maakten bij de Simplon-pas de vergelijking “drempel” en ik had ’t over pelgrims, die er zich doorheen “persten”. We hebben ’t gezien. ’t Was er inderdaad druk van pelgrims van allerlei pluimage. Over de Splügenpas zijn we Italië uitgegaan; ’n grintweg van vijf meter (nog smaller in de tunnels en de galerijen), naakte bergen aan weerszijden, zo nu en dan ’n luxe wagen en geen enkele fiets! Dertig kilometer ging dat zo berg-op.
Uit ’n paar huisjes, iets hoger op de bergen stormden ons een paar kleuters tegemoet. Ze hielden ons ’n bosje Alpenbloemetjes voor: “Cigaretti? Chiocolati?” Dankbare studie-objecten voor ’n psycholoog! Wij hebben genoten! Van die jochies, van de watervallen, van het gezicht op de gletschers, van het uitgeleide aan de Zwitserse grens, van de afdaling….. ’t Rijndal in!
Hedenmorgen vernamen wij, dat de twee Almelose Rome-reizigers, Tonny v.d. Aa en Joop Vloedbeld, die op 15 Juli j.l. per fiets naar Rome vertrokken, gisteravond weer te Almelo gearriveerd zijn. Ze zijn dus ongeveer 9 weken onderweg geweest. Zowel de heenreis als de terugreis werd geheel per fiets afgelegd. De enige “pech”, die ze hadden was ’n defect achterwiel, dat door een nieuw exemplaar vervangen moest worden. Slechts vier keer hadden ze ’n lekke band.
Opgetogen over hun verblijf te Rome en al het schone dat ze in diverse landen hadden gezien, kwamen de fietsende pelgrims in de beste welstand thuis.